Verdwaalde ziel
*
Opeens stond hij stil op straat.
Hij keek om zich heen en zag daar zijn eigen lichaam liggen.
Langzaam draaide hij zich om en bewoog zich naar zijn gewonde lichaam.
Hij bukte zich en duwde even tegen zijn eigen lichaam aan.
Er zat geen beweging meer in.
Hij stond weer op en keek om zich heen.
Van alle kanten waren er mensen op het stille lichaam afgekomen.
Ze zagen hem niet.
Hij liep om de menigte heen en hij aaide mensen over hun haren.
Niemand merkte hem op.
Hij maakte gekke gebaren en probeerde ze aan het schrikken te maken, maar niemand kon hem zien.
Op een afstandje keek hij naar wat er zich allemaal afspeelde bij zijn lichaam.
Gek, hij had er helemaal geen binding meer mee.
Nee, hij was nog steeds in zijn eigen lichaam, alleen anders. Het was lichter.
Hij bewoog zich nu stukken sneller dan in het lichaam dat op straat lag.
Weer keek hij naar het tafereel wat zich voor hem afspeelde en een vrouw kwam naast hem staan.
Hij kneep haar in haar armen en de vrouw verroerde zich niet.
Hij maakte haar lange haar in de war en nog steeds vertrok de vrouw geen spier.
Hij ging voor haar staan en stak zijn tong uit.
Hij maakte de meest gekke gezichten die hij zich maar kon bedenken en de vrouw deed net alsof zij hem niet zag.
Toen de jongeman zijn laatste gekke gezicht maakte keek ze hem opeens streng aan.
De jongeman schrok zich kapot en hij begon te stotteren: ‘U… U...kunt mij zien???’
De vrouw keek hem nu strak aan: ‘Ja natuurlijk kan ik jou zien. Ik ben niet zoals hen’, en ze keek naar de mensen die om het levenloze lichaam heen stonden.
‘Ik kan de mensen zien die zijn overgegaan en jij bent de jongeman die daar op de grond ligt.’
De jonge man keek naar zijn lichaam en knikte.
‘Ik weet dat jij het bent. Ik heb je uit het lichaam zien lopen en heb je al de hele tijd in de gaten gehouden. Maar er wachten mensen op jou die graag afscheid van je willen nemen. Ik kom je helpen’, zei de vrouw.
Samen namen ze afscheid van de mensen die hij zo liefhad en zijn verdriet was groot.
“Wacht, ik zal je wat vertellen’, zei de vrouw.
‘Je kunt later altijd terugkomen en dan via hun liefdevolle gids met ze praten.
Ze zullen niet alles verstaan, maar ze zullen jouw aanwezigheid voelen.
De jongeman was blij en knikte. Hij had het begrepen.
‘Kom, ik breng je nu naar huis.’
Opeens kwam er een licht van uit het niets te voorschijn.
Het licht werd feller en feller en opeens was er geen wereld meer, maar Ć©Ć©n groot veld van licht.
In het midden van het licht stond een man.
‘Hij zal jou begeleiden net zoals ik heb gedaan,’ zei de vrouw.
‘Ga naar hem toe en ik weet zeker dat wij elkaar weer zien.’
De vrouw en de jongeman namen afscheid van elkaar en de hij liep naar de man in het witte licht. Bij iedere stap die hij deed ging de tunnel van licht een beetje sluiten, totdat op het eind alleen nog een ster overbleef.
De vrouw deed haar ogen open. Ze stond op en deed de kaars uit.
Ze had een verdwaalde ziel naar huis gebracht en bedankte het universum voor wat ze vandaag had mogen doen.
*
Reacties
Een reactie posten