Diksmuide, 15 mei 1915
De wind zigzagt door het brakke veld en beroert de klaprozen alvorens de duinen op te klimmen. Wijl ik in mijn kuil over het morbide land tuur, stuift het maanzaad in mijn ogen. Het prikt en doet me tranen. Soms scheert een kogel langs me heen. Dan laat ik me zakken om een tijd later mijn hoofd opnieuw boven het maaiveld te steken. Een geflirt met de dood, ik weet het. Maar net die momenten voel ik me leven.
Wanneer ge deze brief leest, lig ik wellicht tussen mijn vrienden. Gestorven in een zinloze oorlog. Een oorlog van modder, bommen en gas, waar het leven danst met de dood. Een oorlog van afgevroren vingers, van vlooien en luizen. Een oorlog van onmogelijke verlangens en van duizend angsten. Ook van verdriet. Vreemd verdriet. Een verdriet van wenen zonder tranen. Van krijsen zonder geluid.
Mijn vrouw, mijn lievelief. Als ge na de oorlog naar deze velden komt en ik ben er niet meer, stap dan tussen de klaprozen. Luister naar hun gefluister en denk aan mij. Laat me niet zomaar verzinken tussen de rimpels van de tijd.
(Fragment uit de roman Winteruren)
Reacties
Een reactie posten