De zoektocht naar mezelf

Ik hou van honden, ik hou van bomen. Maar is er ook een mogelijkheid om die twee te combineren? Ik weet het niet. Wist het niet en zal het nooit weten. Ik benXXX, 15. En dit is mijn verhaal over de zoektoch naar mezelf. Mensen vervagen, stoppen zichzelf weg door de druk van de maatschappij. Maar dat wou ik niet. Gelukkig waren mijn ouders ook zo slim en gingen ze wonen op het platteland, ver weg van iedereen. Wij, mijn ouders en ik, wonen in de Ardennen. We wonen daar goed en ik kon er openbloeien tot de bloem die ik ben. Bloemen staan buiten in een potje, wachtend op water. Maar ik ben een vrije bloem, lopend met de wind in mijn haren. Springend van tak naar tak, terwijl ik de eekhoorntjes achtervolg. Maar toch mistte er iets. Mijn leven is vrij wel perfect maar gelukkig ben ik niet. Ik voel mij gewoon niet thuis in een huis, geef mij maar bomen en een bloemenheide. Mijn ouders hebben er gelukkig niets op tegen als ik dagenlang in het bos zit, tussen de bomen en in de bomen. Want zij kennen hun dochter. De bruingebrande Tess met het lange zwarte haar en de grote bruine ogen. Verplichten doen ze me niet maar in mijn eentje zorg ik voor het eten. De moestuin is mijn verantwoordelijkheid. Meer dan dertig groenten heb ik er geplant. Vlees eten we niet. Wij leven met en door de natuur en daar zijn we dankbaar om. Niet iedereen zou ons leven kunnen leiden, maar wij doen dat met plezier.

Op een dag zat ik in de moestuin tot ik een vreemd geluid hoorde, voetstappen die geen voetstappen waren. Ik stond recht en voor mij stond de mooiste border collie die ik ooit had gezien. Ze keek verschrikt en wantrouwig. Ik ging stilaan dichterbij, zonder bruuske bewegingen. Ze veroerde niet. En op het moment dat ik haar bijna kon aanraken zag ik vier huppelende puppy's achter haar. Ik verschoot, zij verschootten. De volwassen hond liep weg maar struikelde. Ze jankte vreselijk. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik liep naar haar toe, in de hoop iets voor haar te kunnen doen. de puppy's stoven alle kanten op. Eindelijk was ik bij haar. Ik pakte haar op en droeg haar naar binnen, achtervolgt door vier kleine hondjes. Meteen belde ik de dierenarts. Toen die aankwam werd het al snel duidelijk, ze had haar pootje gebroken. Er werd een gipsverband rond gedaan en met de woorden 'tot over drie weken' werd er afscheid genomen. Ik besloot te gaan zorgen voor de vijf honden. Ik bedacht namen; de volwassen hond noemde ik Martha, naar mij oma, God hebben haar ziel. De kleinste noemde ik Maya. De tweede noemde ik Zuzu. De derde was speciaal die noemt ik Joshi. Tot slot doopte ik de vierde Bells. Ik timmerde een hokje, maakte een voerbak en vond een drinkbak. Ik was vastbesloten om er het beste van te maken. En dat deed ik ook. De weken vlogen voorbij. De puppy's werden stuk voor stuk prachtige honden. Natuurlijk waren ze mijn verantwoordelijkheid. En ja, ik geef toe, soms is het best moeilijk. Maar ja, we hebben inmiddels een hele sterke band en ze leren vlug. Gelukkig houden ze van de bossen. Deze bloem is ook steeds meer terug in het bos. Het klinkt misschien heel raar maar ik kan verstaan wat de bomen me willen duidelijk maken. Dat ik bij hen thuis hoor. Dat mijn wortels bij hen liggen. Natuurlijk weet ik dat dat anders is maar toch wel fijn als de bomen en planten je aanwezigheid waarderen. Maar stilaan groeit de leegte in mijn leven weer. De behoefte aan vrijheid, gewoon vergeten worden en mijn eigen leven in handen nemen. Hoe meer ik er aan denk, hoe meer ik er naar snak. Mijn honden en ik voelen de spanning die in de lucht hangt als we 'savonds gaan wandelen. Ze janken en ik jank met ze mee. We liepen weer naar huis. Mijn ouders zouden een week wegblijven dus zag ik een kans om mij in mijn lievelingsboom te nestelen. Algauw viel ik in slaap. Het was een onrustige slaap, ik woelde en schreeuwde. Maar dat waren de dieren al gewoon, al weken lang had ik dezelfde nachtmerrie; 'Ik sta in de regen. Niets of niemand om me heen, en dan komt dat gevoel. Ik voel me zo verschrikkelijk alleen. En dan zie ik de bomen allemaal op een lijn. Ze roepen me maar ik kom er niet bij. Tussen ons ligt een gigantische kloof. Maar ik geef niet op en ik spring, de leegte in. De bodem raken doe ik niet, uren lang zweef ik in de donkerste duister.' Maar vandaag is er niemand die me komt in slaap sussen, of toch? In de verste hoor ik een stem een slaapliedje zingen. De stem komt steeds dichterbij. Plots besef ik dat het de boom is die me in slaap zingt. Zachte geruststellende woorden. En weer de zin; "Tess, jij hoort bij ons, blijf bij ons." Ik schrikt, waren dat voetstappen? Nee, ik zal het me wel verbeeld hebben. En ik val terug in slaap, weer in de kloof voor uren en uren. Ik word wakker met een zware rook om me heen. Droom ik nog? Nee, dit is de realiteit. Martha, Joshi, Zuzu, Bells, Maya, kom hier! Plots zie ik het, het bos staat in brand, snel klim ik uit de boom. Ondertussen zijn mijn schatjes luid blaffend aangekomen onderaan de boom. We moeten hier weg. Nog een laatste keer kijk ik om naar mijn thuis, het vertrouwde bos en de bomen. Ik buig eerbiedig en neem afscheid van de bomen. Als antwoord hoor ik uit de monden van de bomen; "Vaarwel, bloem die je bent. Je hoort bij ons, ren weg en leef in onze naam." Het huilen staat me nader dan het lachen maar rennen doe ik, op de voet gevolgt door vijf honden. Er is niets meer dat me daar houd, mijn ouders zullen weten dat ik de bossen in zal trekken met de honden. Ze rekenen er op dat ik overleef, want zoeken zullen ze. Maar vinden zullen ze niet, dat weet ik gewoon. De vermoeidheid slaat toe, maar ik blijf rennen. Rennen voor mijn leven en dat van de bomen. Gesterkt door hun laatste woorden loop ik uren aan een stuk. Tot ik de dikke rook niet meer aan de horizon zie, tot de bomen me zeggen dat ik veilig ben. Tot mijn honden hijgen dat we hier goed zitten. Tot ik de mooiste bloemenheide zie die ik ooit heb gezien. De bloem in mij straalt, we zijn gered. Eigenlijk zijn we nog la niet gered, maar positief denken helpt altijd. Bijna altijd, bijna altijd.... Ik val in slaap. Weer in de kloof voor uren en uren maar deze keer val ik het licht, niet in de duisternis. 's Morgens word ik wakker, de honden zijn weg. Ik jank en blaf hun namen, meteen komen ze af. De ene met een vogeltje, de andere met een konijn en Joshi, die heeft een hert. Ik ben zo ontroert. Snel leg ik een vuurtje aan, kuis het vlees en rook het. De dag die normaal een nachtmerrie moest zijn, valt eigenlijk best nog mee. Ik besluit na het eten nog verder weg te trekken, voor de zekerheid. Zo gaan er vijf dagen voorbij. Op dag vijf kom ik op een kleine open plek aan, in het midden staat er een oude vervallen blokhut. Meteen besef ik dat ik hier zal blijven. Meteen plante ik wilde tomaten, sla en wortelen. Braambessen en appels stonden er al. Ik improviseer een zetel, een bed en een hondenmand. Als ik klaar ben met ons enig sinds te installeren loop ik naar buiten en ga op zoek naar water. Ik loop maar twee minuutjes en vind een kristal helder, klein meertje. Meteen trek ik al mijn kleren uit en spring er in. Terwijl de honden het terrein aan het afbakenen zijn met hun geur geniet ik van de natuur. Hier heb ik al die tijd al van gedroomd. Zo gaat er een halfjaar voorbij. Plots besef ik dat ik niet meer wil gevonden worden. De bloem in mij is gaan stralen in dit bos. Ik ben gaan houden van het meertje en de jacht samen met mijn honden. Ik kom niets tekort, bloemen die genoeg water krijgen zijn blij. Mijn zwarte haren zijn vastgebonden in een vlecht. Een normale vlecht. Ik loop naar het meertje om drinken en ik zie mijn spiegelbeeld. Ik bedenk me hoe ik in die paar maanden ben verandert, van meisje dat van de natuur houd naar een deel van de natuur. Ik kijk in mijn eigen verwilderde ogen. Naar mijn stijle haar. Naar mijn ogen, die geluk uitstralen. Maar ik weet hoe het gaat zijn als ik gevonden zal worden, alle ziekenhuizen en wetenschappers zullen tegen elkaar opbieden om mij te mogen beproeven. Ik, het meisje uit de natuur. Maar vinden zullen ze me niet, dat gun ik ze niet. In de maanden dat ik in het bos blijf word mijn haat tegen het menselijk ras groter en groter. Ik praat alleen nog met de bomen en met mijn honden. Gewoon Nederlands kan ik niet meer. Alleen één zin kan ik nog; "Vinden zullen ze me niet." Ik hou van de vrijheid die ik heb. Maar de laatste tijd loop ik er steeds stiller en wantrouwiger bij, de bomen voorspellen storm. Voor mij betekent storm dagen binnen. Zonder voorraden ben je dan verloren. Maar de storm blijft uit. Tot een op een dag, tot zover ik weet mijn verjaardag. Ik hoor helikopters en mijn naam. Nogmaals neem ik afscheid van de bomen en buig eerbiedig. Als antwoord krijg ik uit de mond van elke boom: "Vaarwel, bloem die je bent. Je hoort bij ons, ren weg en leef in hun naam." Ik ren de longen uit mijn lijf, mijn honden lopen trouw naast en achter me. Ik ben moe maar ik blijf rennen, tot het einde van het bos en het begin van een nieuw bos. Ik val en sta niet meer op. De bomen fluisteren dat ik moet zijn wie ik wil zijn. Mijn honden komen naast me liggen. De bloem in mij is verwelkt. En plots weet ik wie ik wil zijn, de bomen hadden gelijk. Ik hoor bij hen. Het wordt tijd dat ik mijn wortels uitsla, de bloem loslaat. En de boom ben die ik hoor te zijn. Sindsdien staat er een grote eikenboom met vijf struikjes aan de stam tussen de andere bomen. Zachtjes mee wiegend met de wind. Al ruisend fluisterde naar de wandelaars. Wees wie je wilt zijn.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Open brief aan mijn oudste dochter...

Vraag me niet hoe ik altijd lach

LIVE - Sergey Lazarev - You Are The Only One (Russia) at the Grand Final