Alles leek zo normaal
Ik zit in de grote luie stoel. De stoel waar ik altijd in zit. Als mijn moeder thuis komt zegt ze me gedag en ruimt de boodschappen op. Ze roept vanuit de keuken dat we vanavond spaghetti met balletjes eten. Spaghetti met balletjes dat is mijn lievelings eten. Ik hoor de dat de waterkoker aanstaat. Die zet mijn moeder altijd aan en dan drinken we samen een kop thee, voordat de rest thuis komt. Mijn familie bestaat uit mijn moeder, vader, broer, jongere zus en ik.
Mijn vader werkt heel veel en we zien hem eigenlijk alleen in het weekend. Dat komt omdat hij ons een goed leven wilt geven, zegt mijn moeder altijd. Mijn moeder werkt parttime in een cadeauwinkel aan de gracht. Dat vindt ze geloof ik wel leuk om te doen. Mijn broer en ik zitten allebei op school. Mijn broer doet HBO bouwkunde en ik zit in het eerste jaar MBO en doe de dierenverzorging en mijn jongere zusjes zit nog op de basisschool.
Wij hebben eigenlijk allemaal ons eigen leven. Mijn broer zit op basketbal en als hij niet traint voor basketbal, is hij te vinden bij de band waar hij in drumt. Ik doe aan hockey en teken heel veel en mijn jongere zusje zit op ballet. Het is best heel druk voor mijn moeder. Mijn vader probeert wel te helpen in het weekend, maar hij is vaak ook moe.
Vroeger gingen we vaak weekendjes weg. Mijn ouders hadden zelfs een huisje midden in het bos. Ik weet nog dat ik het daar geweldig vond. Ik klom altijd in de bomen en zocht naar mooie bladeren, kastanjes, eikels, eigenlijk van alles. Mijn broer bouwde altijd boomhutten.
In de zomer gingen we altijd zwemmen in een meertje dichtbij het huisje. Helaas hebben mijn ouders het huis moeten verkopen, omdat we eigenlijk geen tijd meer over hadden om daar nog naar toe te gaan.
Mijn moeder zet een kop thee voor me neer en vraagt of ik me al weer wat beter voel. Ik ben de laatste tijd erg moe en mijn ouders denken dat ik de ziekte van pfeiffer heb. Mijn moeder heeft de dokter gebeld en die komt morgen langs. Mijn moeder vertelt hoe haar dag was en ik vertel haar dat ik veel geslapen heb en tv heb gekeken. Ik maak, nu ik ziek thuis ben, niet zo heel veel mee. Ik ben daarom blij als iedereen thuis is, dan kan ik tenminste naar hun verhalen luisteren.
Als mijn vader om een uur of 7 thuis komt van zijn werk is mijn broer al weer weg naar training. Mijn moeder en zusje zijn naar ballet. Dus ik heb lekker even de tijd met mijn vader. Mijn vader schept zijn eten op het bord en komt bij mij zitten en dan kletsen we over van alles en nog wat.
Mijn vader zet na zijn eten de tv aan en we kijken dan samen naar de wereld draait door. Ik vind er niet zo veel aan, maar ik lig lekker tegen mijn vader aan en dat vind ik 1000 maal belangrijker dan de tv.
Rond half acht komen mijn zusje en moeder weer thuis. Mijn zusje springt enthousiast op de bank naast mijn vader. Ik kan nog net op tijd wegkomen. Mijn vader geeft haar een dikke knuffel en mijn moeder geeft hem een kus. “Zorg jij dat Lisa gaat douchen en naar bed gaat?” Mijn vader staat op en tilt mijn zusje op en legt haar over zijn schouder. Lisa giert het uit van het lachen. Hij deed dat vroeger ook altijd bij mij. Ik draai op mijn zij, trek de dekens nog wat hoger op en val in slaap. Als mijn broer binnenkomt is het al laat. Mijn vader geeft hem een knuffel en mijn broer geeft mijn moeder een zoen. “Hoe ging de training vandaag?” “Ja, ging lekker. We maken best een kans op de kampioenschappen” zegt mijn broer vol trots. Hij is aanvoerder en de beste speler van het team, tenminste dat vind ik. “Dat zou geweldig zijn” zegt mijn moeder en mijn vader valt mijn moeder in de reden. “Geweldig? Je bedoelt waarschijnlijk grandioos”. “Ik ga maar even douchen”
Ondertussen ben ik mijn bed al ingekropen en val in een diepe slaap. Ik hoor in de verte mijn moeder “welterusten” zeggen, maar heb niet meer de fut om daarop te reageren. Tegen de tijd dat ik de volgende ochtend wakker word, is iedereen al de deur uit. Ik strompel op, wat lijkt, mijn laatste krachten naar beneden om vervolgens neer te ploffen op de bank. Er staat een bord voor me klaar met daarop een ingepakte met chocopasta besmeerde boterham. Doet mijn moeder altijd voordat ze de deur uit gaat. Ik loop naar de keuken en onderweg val ik neer op de grond. Mijn benen en mijn armen willen niet meer bewegen. Ik voel me hulpeloos. Ik probeer om hulp te roepen, maar er komt geen geluid uit mijn mond. Het lijkt wel of iemand mijn stem heeft uitgedraaid. Nadat ik een tijdje op de grond heb gelegen, doen mijn hersenen het niet meer en uiteindelijk ook mijn hart niet meer. De dokter zegt dat ik mitochondriële myopathie heb gehad. Dit is een spierziekte.
Maar waarom lijkt het of ik gewoon onderdeel uitmaakte van mijn familie, dat ik gewoon de ziekte van pfeiffer had. Mijn moeder en vader spraken toch tegen me. Mijn zusjes las verhaaltjes voor aan me. Mijn broer heeft voor mijn raam de beste boomhut ooit gebouwd in mijn herinnering zei hij. Nu weet ik wat hij er mee bedoelde.
Nu weet ik ook waarom mijn ouders het huisje verkocht hebben, dit was niet omdat we er geen tijd meer voor hadden.
Alles leek zo normaal.
Reacties
Een reactie posten