Close encounter
Met een bloedgang trapte ze op de rem. Haar hele lichaam drukte zich tegen haar stuur aan ondanks de veiligheidsgordel die meegaf, maar haar in een ruk weer in de stoel terugdrukte.
"Ongelukkige tuttebel," gooide ze eruit.
Tegen zichzelf, want de weg voor haar was leeg, donker en nat van de druilerige regen op deze vooravond.
Ze zat bibberend in haar auto en keek wezenloos voor zich uit, even niet wetend wat te doen.
Waarom was ze nou gestopt? En waarom ineens zo abrupt?
Even wist ze het allemaal niet meer, maar langzamerhand toen haar bevende handen het stuur wat losser hielden begon zij te beseffen wát er eigenlijk gebeurd was.
Ze reed op deze weg al jaren naar haar huis, deze rustige stille weg, die alleen druk was op vakantietijd in het land. En wat verkeer van de boeren die met hun volle tractoren soms deze weg namen.
Voor de rest behoorde deze weg haar toe. Zij woonde immers aan het einde van die weg bij dat witte huisje, met die grote lange oprijlaan en aan beide kanten een gazon met allerlei leuke tuin snuisterijen die ze overal in het land opdook.
Dus nu ineens stond ze midden op haar weg stil. En het was ook stil buiten, je hoorde alleen het ruizen van de bomen langs de weg en de zachte regen die tikte op het dak van haar auto.
De ruitenwissers waren niet aan, de radio was uit. Alleen die dreigende stilte. Wat voor betekenis had dit nou weer. Ongeduldig probeerde zij te starten, maar de motor gaf geen signaal. De ruitenwissers weigerende ook dienst en de radio vertikte het om informatie door te geven, die gaf niet eens een lichtsignaal door. Het leek een nachtmerrie te worden.
"Wat gebeurt er toch" mompelde zij voor zich uit.
"Wat is dit voor onzin, waarom remde ik ineens?â€
Allemaal vragen die zij zichzelf hardop stelde en nergens een antwoord verwachtte.
Zij keek naar buiten en zag het al snel donker worden, vaag in de verte kijkende wist zij dat haar huis er stond, maar zij stond hier met een dode auto en midden op de weg en niemand te zien of maar te horen, het deed spookachtig aan.
Ineens besefte zij waarom zij op de rem trapte. Zij had iemand voor haar auto gezien en een klap gevoeld tegen de bumper. Daarom trapte ze op de rem. Een figuur, een ja ..een wat?
Verward en angstig keek zij om zich heen, maar zag geen figuur.
"Ik ben toch niet gek aan het worden," mompelde zij weer.
Zij durfde niet uit te stappen om te kijken, te bang voor wat ze misschien aan zou treffen.
Ondertussen bleef zij aan de gang om de auto proberen te starten, het wilde niet lukken, alsof er totaal geen inhoud meer in de auto zat, behalve zij. Angstig drukte zij snel het knopje van de deur aan de passagierskant naar beneden. Bang keek zij nog om zich heen. Maar besefte ook wel dat dit ook een gevaarlijke situatie was, zo midden op een B-weg zonder lichten aan.
Ze zocht haar mobiele telefoon in haar tas, natuurlijk was haar batterij bijna leeg. Maar toch probeerde zij 112 te bellen. Geen signaal. Geen gehoor. Geen indicatie van wat voor toon dan ook.
"Wel verdorie, doet de mobiel het ook al niet?â€
"Het lijkt wel alsof er ergens een vliegende schotel al mijn stroom heeft gepikt!"
En terwijl zij dit zei moest ze ineens onbedaarlijk lachen om haar eigen woorden. Tranen van de lach liepen over haar gezicht. Het leek wel of ze niet kon stoppen.
Door haar gelag zag en hoorde ze niet dat een duister figuur zich langs haar auto sleepte, richting de bomen die langs het weiland stonden. Slepende geluiden die richting de bomen gingen.
Ineens ontdekte zij de schaduw op de weg naar de bomen, richting weiland. Wezenloos bleef zij kijken naar wat misschien een mens was, maar er uitzag als een zeer mager iemand die totaal niet leek op een mens, of dier. Zij schrok. Haar gelach verstomde. En zij bleef kijken naar dat "ding" dat zich voortsleepte naar het weiland.
Uitstappen, nee dat durfde zij niet. Als door de bliksem getroffen bleef zij kijken hoe dat wezen ineens op werd gelicht en als het ware zwevend naar boven werd gestraald.
"Tjeezzzuuusssss" snikte zij ineens.
"Zit ik hier naar Startrek te kijken, wat is dit!â€
Ze keek mee naar boven en zag een verlichte schijf, een schotel vol gekleurde lichten. Het felle licht dat ineens naar beneden straalde verblindde haar en snel dook zij naar beneden met haar hoofd, haar tranen van angst uit de ogen wrijvend.
Ineens was het stil. Voorzichtig kwam zij weer met haar hoofd naar boven en keek om zich heen, alles was stil en alles was nu donker. De regen maakte nog steeds dezelfde geluiden op haar autodak en de ruitenwissers gingen uit eigen beweging de strijd met de regen aan.
Zij schrok ineens van de radio die meldde dat alle files opgelost waren. Haast automatisch startte zij de auto en met een handbeweging kreeg zij de auto aan de praat.
Haar lichten gingen aan, zonder maar in haar spiegel te kijken reed zij de weg verder af, ze gaf meer gas, steeds meer, totdat ze aan het maximum zat.
Wat kilometers verder voorbij die rare plaats, durfde zij pas in haar achteruitkijkspiegel te kijken.
Niets, helemaal niets. Een donkere weg, met een witte streep in het midden. Zij keek op het autoklokje, er was ruim een uur voorbijgegaan. Maar dat kon toch niet? Ze was toch op tijd weg. Ach, laat maar, als ze het iemand moest vertellen, wie zou haar geloven? Niemand toch, wie gelooft er nou nog in aliens?
Ik heb haar daarna nooit meer voorbij zien komen op deze weg.
Lenny Kruis
Reacties
Een reactie posten