Vreemde vogel

In een groot en machtig land woonden eens een koning en een koningin. Zij hadden in hun paleis vele koninklijke schatten. Maar hun grootste schat was de kleine prins, hun enige zoon. Met hem voelden zij zich een koning te rijk. De prins kon in het kasteel prinsheerlijk doen wat hij wilde. Hij rende vaak door de lange gangen van het kasteel en riep: "Joehoe, is daar iemand? Wie wil met mij spelen?" Maar het enige antwoord dat hij steeds kreeg, was de echo van zijn eigen stem. De prins was bijna altijd alleen, want zijn ouders hadden het veel te druk met regeren. En of het nu door de eenzaamheid kwam of door een ziekte in zijn hoofd, op een dag meende de prins dat hij een kalkoen geworden was. Vreemd, maar waar. Hoe het zover heeft kunnen komen, kon niemand vertellen.

Wie een kalkoen eens nauwkeurig bekijkt, ziet al snel dat het rondborstig gezelschap is. Het is een dikke, lompe vogel met zwarte en witte veren. Daarnaast heeft die vreemde vogel weliswaar vleugels waarmee het wat kan fladderen, maar vliegen: ho maar! De kop van die rare snoeshaan mag er trouwens ook wezen: een kromme snavel met een rode rubberneus die er bovenop geplakt lijkt. Onder zijn kin flubbert nog wat roods, het lijken slappe ballonnetjes. Maar het allerergste van die kalkoen is wel zijn geluid, dat gaat werkelijk door merg en been: koele-koele-koele-koele-koele! Kortom: het is een lelijkerd waarvan alleen een moeder kan houden.

"Ik ben een lelijke kalkoen, want er is niemand die om mij geeft," dacht de prins in zijn hart. Het prinsje kleedde zich helemaal uit en liep poedelnaakt - zo naakt als een pasgeboren baby - door de salonkamer van het paleis. Hij wilde geen eten meer uit de koninklijke keuken en at alleen nog maar kalkoenenvoer: mais en tarwe en vogelzaad. De ene keer zat de prins stilletjes onder de salontafel, de andere keer begon hij wild te fladderen door de kamer. En op de meest rare momenten begon de prins te gillen als een kalkoen: koele-koele-koele-koele-koele! Het was niet om aan te horen, iedereen die het hoorde liep hard gillend weg.

Nu kun je hierom lachen, maar de koning en de koningin waren diepbedroefd. Hun enige zoon was gek geworden, zo mesjogge als een kakelende kalkoen. Ze riepen alle ministers, dokters en wijze mannen die ze maar kenden naar het hof. Allemaal probeerden ze de prins te genezen met hun medicijnen en goede raadgevingen, maar het hielp niets. Elke keer als iemand de salonkamer binnenkwam, kroop de prins meteen weg onder de tafel. Daar was hij dan niet meer onder vandaan te krijgen.

Op een zeker moment probeerde de koning het zelf maar eens: "Zeg zoon, kom nu eindelijk eens onder die tafel vandaan! Die gekkigheid heeft nu wel lang genoeg geduurd! Weet je wat? Dan krijg je van mij nog drie kamers met speelgoed. Dan hoef je deze week geen huiswerk meer te maken, je mag zoveel snoepen en zo laat naar bed als je maar wilt. Nou, wat vindt je ervan?" Maar wat de koning ook zei, het had allemaal geen zin. De prins bleef zitten waar hij zat en verroerde geen vin. Of beter gezegd: geen vleugel.

Ten einde raad lieten de koning overal in het land door boodschappers te paard omroepen dat hij iemand zocht om zijn zoon te genezen. In die tijd zwierf een oude zwerver door het land die het bericht van een van de koninklijke herauten hoorde. "Ik ben degene die de koning zoekt," sprak de zwerver tegen de heraut. "Ik kan hem helpen met zijn zieke zoon!"

De boodschapper zag dat de zwerver twee misvormde handen had en sprak: "Jij met je lamme poten? Je kunt nog niet eens een medicijnboek vasthouden? Hoe wil jij dan ooit de prins genezen?" - "Heus," antwoordde de bedelaar, "je zult zien dat ik juist dankzij mijn lamme handen kan helpen."

Uiteindelijk nam de heraut de zwerver toch mee op zijn paard en samen reden ze naar het paleis. Daar aangekomen zei de zwerver tegen de koning en de koningin: "Sluit me vier dagen alleen op met uw zoon en stoor me ondertussen niet. Kijk zelfs niet door het sleutelgat naar binnen. Daarna zult u uw zoon gezond en wel weer terug krijgen." Aangezien de koning en koningin helemaal niets te verliezen hadden, stemden zij toe.

Toen de bedelaar helemaal alleen was met de prins, deed hij eerst zijn hemd uit. Daarna trok hij zijn broek uit en tenslotte de rest. De vreemdeling was poedelnaakt, zo naakt als een pasgeboren baby, en kroop naast de prins onder de salontafel. Hij begroette de prins met een vrolijk: "Hallo daar!" - "Wie ben jij en wat doe je hier?" gilde de prins als door een adder gebeten. "Ik ben een kalkoen, net als jij. En ik kom je vandaag wat gezelschap houden. Als je dat tenminste goedvindt," zei de zwerver. "Kalkoen? Net als ik? Nou, die is gek!" zei de prins al wat minder bang.

Het prinsje keek naar de lamme handen van de bedelaar en wist het toen zeker: dat waren net zulke vreemde vleugeltjes als hijzelf had. Die dag aten de zwerver en de prins samen van het kalkoenenvoer en fladderden samen rond door de kamer. Ze kakelden uit volle borst en kraaiden van plezier, als echte kalkoenen onder elkaar. Een feest van herkenning!

Ook de tweede dag werd er weer flink op los gekakeld en stond er opnieuw mais en tarwe op het menu. Maar na een tijdje trok de zwerver een broek aan. "Wat doe je nu?" riep de prins geschrokken. "Dat is toch een afschuwelijke mensenbroek!" - "Dat klopt," zei de zwerver. "Maar dat geeft toch niks, zo'n mensenbroek?! Je bent en blijft de kalkoen die je altijd was. Net als ik." - "O ja?" zei de prins opgelucht. Daarna trok ook de prins een broek aan. Samen fladderden ze nog wat in het rond en toen was er alweer een dag voorbij.

Op de derde dag trok de zwerver een hemd aan. "Wat heb je daar? Dat lijkt wel zo'n vreselijk mensenhemd!" riep de prins vol verbazing. "Dat is zo. Maar dat is toch niet zo erg?! Je bent en blijft de kalkoen die je altijd was. Net als ik," was opnieuw het antwoord. Toen de prins zag dat het helemaal geen kwaad kon, trok ook hij een hemd aan. Er ging weer een dag voorbij. En op de vierde dag liet de zwerver met de lamme handen eten komen uit de koninklijke keuken. "Wat krijgen we nu?! Vies, smerig mensenvoer, dat krijg ik echt niet door mijn keel. Weg met die troep!" riep de prins in zijn woede. "Ach, wat doet dat ertoe, dat menseneten?! Want je bent en blijft de kalkoen die je altijd was. Ik niet anders dan jij." En na deze geruststellende woorden geloofde de ene kalkoen de ander eindelijk op zijn woord. Niet lang daarna aten ze samen áán de koninklijke salontafel in plaats van eronder.

En na vier dagen was de prins genezen, precies zoals de zwerver had beloofd. De koning en de koningin waren in tranen van blijdschap en wilden de zwerver vorstelijk belonen. Maar de bedelaar zei: "Nee, ik wil geen beloning ontvangen. De genezing van uw zoon, de kleine prins, dát is mijn loon. En dan nog iets anders, majesteit. U denkt natuurlijk dat ik lamme handen heb, maar zo is het niet. In werkelijkheid zijn mijn handen zo sterk als de vleugels van een adelaar en kan ik er machtige heldendaden mee verrichten. Maar als lamme kalkoenenvleugeltjes bezitten zij een andere kracht: de macht van de troost en de kracht van de genezing. Mag u worden zoals ik: met handen vol troost en genezing. Want dan kun je zelfs een liefdesliedje zingen voor een kalkoen." En nog een laatste maal klonk tussen de muren van het paleis een hartverscheurend koele-koele-koele-koele-koele!!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Open brief aan mijn oudste dochter...

Vraag me niet hoe ik altijd lach

LIVE - Sergey Lazarev - You Are The Only One (Russia) at the Grand Final