Wereldboom
Het archetype van de wereldboom treffen we in vrijwel alle culturen in een
of andere vorm aan. Het motief van de wereldboom is het duidelijkst aanwezig
bij de noordelijke en Amerikaanse herdersvolkeren, dat van de levensboom is
eerder terug te vinden bij volkeren op het zuidelijk halfrond.
De imposante, uit de diepte van de aarde oprijzende boom is het symbool voor
het behoud van de schepping en voor alles wat te maken heeft met de binnenkant
van de werkelijkheid: geen dode materie, maar levend organisme is de basis
en het fundament van alles. De wereldboom staat voor continuïteit en stabiliteit
van het leven.
Typerend voor de wereldboom is, dat hij niet zomaar ergens groeit, maar in
het centrum van de wereld staat. Hij heeft een door God geschapen "dragende"
functie, en vormt de verbinding tussen onderwereld, hemel en aarde. In de
machtige boom, die zich vanuit de diepte van de aarde verheft, woont de mens
zoals een vogel zich nestelt in de takken en bladeren van een boom.
Van de Sjamanen (voorgangers in o.a. Australische en Siberische religieuze
culturen) zijn rituelen bekend, waarbij dezen in trance hemelwaarts opstijgen
via een boom, waarvan in de stam negen inkepingen (symbolisch voor de negen
hemelen) zijn gemaakt. Jacob's droom over de engelenladder die op de aarde
stond en waarvan de top tot in de hemel reikte (Genesis 28, 10 vv) vertoont
duidelijk verwantschap met de idee van de boom als wereldas (axis mundi).
Een voorbeeld van de wereldboom is de door de Germanen vereerde heilige boom
Irminsul ("de alles dragende zuil"). Een ander voorbeeld is de Germaanse boom
Yggdrasil (zie verderop in dit artikel). De lindebomen die vroeger in het centrum
van een dorp stonden (of - ook nu nog - in een stad: vgl. de Tilburgse lindeboom)
kunnen eveneens worden gezien als een afspiegeling van de wereldboom; evenals
de boom, die door bouwvakkers op het dak van een huis dat zijn hoogste punt
bereikt heeft, geplaatst wordt (de vlag voor het pannebier is daarvan zonder
twijfel een afgeleide vorm!). Ook herinnert de meiboom die in het begin van
de lente op een centrale plaats in stad of dorp wordt opgericht aan de idee
van de wereldboom. In de bouwstijl van verafgelegen zuidzee-culturen worden
de dragende balken van een huis nog steeds gezien als de belangrijkste elementen
voor de stabiliteit: de centrale paal geldt als heilig, wordt dan ook feestelijk
ingewijd en voorzien van kunstig houtsnijwerk om de goden gunstig te stemmen.
De Griekse Ionische zuilengalerijen met hun formidabele draagkracht kunnen
worden verklaard vanuit het motief van de wereldboom; deze gestileerde
dadelpalmbomen vinden hun oervorm in het Assyrië van de eerste eeuw. Nog andere
voorbeelden in dit verband zijn de Duitse "Rolandszuilen", die sinds 1241 her
en der werden opgericht. In deze zuilen weerspiegelt zich niet alleen de oude
idee van de dragende kracht van de wereldboom, maar ook het "ordenende" karakter
ervan: volgens oude legenden kwamen de goden dagelijks aan de voet van de
Yggdrasil bijeen om recht te spreken. De wereldboom komen we - in gekerstende
vorm - ook tegen in de christelijke traditie: het kruis van Jezus Christus,
waarin de symboliek van zowel de wereld- als de levensboom ineengesmolten zijn.
Een christelijke legende verhaalt, hoe uit het hout van de boom van kennis
van goed en kwaad Jezus' kruis gemaakt zou zijn. Van hieruit is het nog maar
een kleine stap naar de palmpaas en om de kruisen op hoge bergtoppen te
interpreteren als dragende krachten van de wereld.
Een bijzondere variant van de wereldboom vindt men terug in het indische denken:
het beeld van de omgekeerde boom. In de hindoeïstische Katha-Upanisad en
Bhagavad-Gita is sprake van een boom, waarvan de wortels naar boven wijzen,
en de takken en bladeren naar beneden: de vijgeboom Açvatha (ficus religiosa)
die met zijn drie hoofdwortels de drieëenheid van het boedddisme (Brahman,
Visjnu en Shiva) symboliseert, en waarvan de vele vertakkingen de uiteindelijke
eenheid van het goddelijke willen uitdrukken. Ook in de joodse Kabbala
(middeleeuwse mystieke leer) worden mens, God en de wereld met elkaar verbonden
middels het beeld van een omgekeerde boom, de Sefiroth.
Uiteraard worden aan de wereldboom ook heilzame krachten toegekend: hij is
niet alleen de grond van alles wat bestaat, maar geeft de mens ook de mogelijkheid
om verlost te worden van ellende en misère. Tot op de dag van vandaag kennen
we daarvan nog voorbeelden, zoals de "Heilige Eik" in het Brabantse Oirschot
en de bekende "koorts- of lapjesboom" bij de St. Walrick-kapel in het
natuurgebied van de Hatertse vennen bij Nijmegen (waarin lapjes die aan het
zieke lichaam zijn "aangestreken" worden gehangen). Mogelijk kan hier zelfs
een verband gezien worden met de cultische offers die men in vroeger tijden
aan heilige bomen bracht.
Helaas zijn in de loop der tijden onder invloed van het christendom veel "heilige
bomen" gevloerd. Karel de Grote liet in 772 de Germaanse Irminsul vernietigen,
om op ondubbelzinnige wijze de superioriteit van het christelijk geloof als
voorbeeld te stellen. Een andere Germaanse boom, de eik van Donar, werd door
Bonifatius in 723 bij Geismar geveld; met het hout ervan werd een kapel gebouwd
en toegewijd aan de heilige Petrus. En de Romeinse keizer Theodosius I liet
al enige eeuwen daarvoor (in 392) het heiligdom in Dodona sluiten en verwoesten.
Reacties
Een reactie posten