Zu Schillers Todestag
Zu Schillers Todestag
Bei Betrachtung von Schillers Schädel
Im ernsten Beinhaus wars, wo ich beschaute,
Die alte Zeit gedacht ich, die ergraute.
Sie stehn in Reih geklemmt, die sonst sich haßten,
Und derbe Knochen, die sich tödlich schlugen,
Sie liegen kreuzweis, zahm allhier zu rasten.
Entrenkte Schulterblätter! was sie trugen,
Fragt niemand mehr, und zierlich tätge Glieder,
Die Hand, der Fuß, zerstreut aus Lebensfugen.
Ihr Müden also lagt vergebens nieder,
Nicht Ruh im Grabe ließ man euch, vertrieben
Seid ihr herauf zum lichten Tage wieder,
Und niemand kann die dürre Schale lieben,
Welch herrlich edlen Kern sie auch bewahrte,
Doch mir Adepten war die Schrift geschrieben,
Die heilgen Sinn nicht jedem offenbarte,
Als ich inmitten solcher starren Menge
Unschätzbar herrlich ein Gebild gewahrte,
Daß in des Raumes Moderkält und Enge
Ich frei und wärmefühlend mich erquickte,
Als ob ein Lebensquell dem Tod entspränge,
Wie mich geheimnisvoll die Form entzückte!
Die gottgedachte Spur, die sich erhalten!
Ein Blick, der mich an jenes Meer entrückte,
Das flutend strömt gesteigerte Gestalten.
Geheim Gefäß! Orakelsprüche spendend,
Wie bin ich wert, dich in der Hand zu halten?
Dich höchsten Schatz aus Moder fromm entwendend
Und in die freie Luft, zu freiem Sinnen,
Zum Sonnenlicht andächtig hin mich wendend.
Was kann der Mensch im Leben mehr gewinnen,
Als daß sich Gott-Natur ihm offenbare?
Wie sie das Feste läßt zu Geist verrinnen,
Wie sie das Geisterzeugte fest bewahre.
J. W. v. Goethe (1826)
Skulptur: Goethe in Betrachtung von Schillers Schädel
Eberlein, Gustav Heinrich (1847-1926)/Skulpturensammlung SKD Dresden
Op de sterfdag van SchillerKijken naar schillers schedelSerieus been house was waar ik keek,De oude tijden dacht ik, de grijzed.Ze zitten vast in een rij, die anders een hekel aan elkaar hadden,En de dode botten die elkaar dodelijk slaan,Ze liggen op het kruis, tam om hier allemaal uit te rusten.Schouderbladen uit de ontwricht! wat ze droegen,Niemand vraagt meer, en mooie ledematen,De hand, voet, verspreid uit gewrichten van het leven.Dus jij die moe bent gaat tevergeefs liggen,Het was niet Ruh in het graf dat ze je achterlieten, verdrevenBen je weer toe aan de fellere dagen,En niemand kan van de droge schil houden,Wat een glorieuze nobele kern heeft ze bewaard,Maar de Schrift is mij adeppen geschreven,Heilig verstand niet aan iedereen onthuld,Als ik in het midden van zulke menigte staarOnbetaalbaar, heerlijk, een beeld bewaard,Dat in de kamer het is super koud en strakIk ben vrij en voel me warm,Alsof een bron van leven voortkomt uit de dood,Wat was ik mysterieus blij met de vorm!Het door God bedoelde spoor om te behouden!Een blik die me naar die zee bracht,De stroom van verhoogde vormen.Geheim schip! Orakel spreuken geven ,Hoe waardig ben ik om jouw hand vast te houden?De hoogste schat van moderniteit stelenEn in de open lucht, naar de vrije geest,In eerbied naar het zonlicht keren.Wat kan de mens nog meer winnen in het leven,Alsof God de natuur zich aan hem openbaart?Hoe ze het feest laat gaan spoken,Hoe ze het spirit product stevig vasthoudt.J. W.W. V. Goethe (1826)Sculptuur: Goethe bekijkt Schillers schedelEberlein, Gustav Heinrich (1847-1926)/Sculptuurcollectie SKD Dresden
Reacties
Een reactie posten