Hoe de Polen een nieuwe koning kozen

Lang, lang geleden, toen de mensen tabak noch alcohol kenden, lag in Polen de stad Kruszwica. Ze moet groter zijn geweest als Warschau, ja zelfs groter als Parijs en Londen, en haar bouwstijl moet in niets voor die van Parijs en Londen hebben ondergedaan. Aan deze tijd herinnert nu nog een stenen toren, waar uilen en vleermuizen hun toevlucht zoeken. En juist in deze toren moet zich een opmerkelijke geschiedenis hebben afgespeeld.

In het oude Kruszwica heerste toen koning Popielnik, die de mensen koning Smeerpoets noemden. Een vreemde naam weliswaar, maar niet zonder reden. Deze koning was namelijk een nietsnut en een luilak. Hij voerde werkelijk helemaal niets uit, behalve eten en drinken, want dat was zijn liefste bezigheid. En in de bedwelmende mede, die men juist omstreeks deze tijd begon te vervaardigen, schiep hij zo'n groot genoegen, dat deze drank bij geen enkele maaltijd mocht ontbreken. Na het overvloedige eten maakte de koning het zich dan gemakkelijk op de warme as in de schoorsteen en het duurde niet lang, of hij werd door een loodzware slaap overmand. Hij liet daarbij zo'n doordringend geronk horen, dat de toren stond te trillen op haar grondvesten. De koning had een kater, die hij overal mee naar toenam, ook op de warme as in de schoorsteen. Zo was hij er namelijk zeker van, dat de muizen, die hier in grote getale voorkwamen, hem tijdens zijn slaap niet zijn neus zouden afbijten.

Langzamerhand raakte niet alleen het hele koninkrijk in verval, maar ook Kruszwica zelf. De koning stoorde zich daar echter helemaal niet aan. Hij dacht alleen aan eten en drinken en was al tevreden, als hij zijn benen behaaglijk onder de tafel kon uitstrekken. Zijn buikje werd elke dag dikker en ronder, en dat werd hem nu juist noodlottig.

Toen hij, tijdens een overvloedige schranspartij, zijn buik weer eens met eten had volgepropt en toch nog verder ging met kauwen en schrokken, totdat alle schotels waren leeggegeten, kreeg hij zo'n vreselijke buikkramp, dat hij een grote bokaal met de bedwelmende mede leegdronk. En toen hij zich daarna op de warme as in de schoorsteen uitstrekte, had hij in zijn dronkenschap de kater helemaal vergeten.

Dat was een buitenkansje voor de muizen! Toen ze elkaar het nieuws met hun spitse snuitjes hadden doorgegeven, dat de koning alleen op de warme as sliep, kwamen ze in drommen aangerend en ze lieten zich de nog heerlijk naar spek ruikende slaapkop goed smaken. Slechts een paar botjes herinnerden de volgende dag aan het feit, dat hier eens koning Smeerpoets had gelegen.

Je zou denken, dat er aan zo'n koning niets verloren was gegaan, maar dat was toch niet helemaal waar. Smeerpoets had vanwege zijn luiheid zoon noch dochter, om maar te zwijgen van een koningin, die na zijn dood de regering kon overnemen.

Zo bleef de inwoners niets anders over, dan alle Polen van heinde en ver naar Kruszwica te roepen, om een nieuwe koning te komen kiezen.

Toen dan eindelijk allen bij elkaar waren, werd er gegeten, gedronken en geschranst, maar wie de nieuwe koning moest worden, daar werden ze het niet over eens. Maar toch moest die nieuwe koning er komen. In de herbergen, op de markten en pleinen, sprak men al spoedig over niets anders meer.

Toen na verloop van tijd bij.de slagers het vlees en bij de herbergiers de wijn opraakten, zaten ze daar met droge keel.

Een boer sprong op tafel en riep: "Willen jullie hier net zo lang wachten, tot we allemaal van honger sterven! Ik in ieder geval niet, bovendien wacht thuis mijn bedrijf op mij!"

"Heb jij dan een idee?" riepen de anderen. "Het wordt wel tijd, want een koninkrijk zonder koning is als een blauwe hemel zonder zon!"

De boer dacht even na. "Ja, dat is waar," zei hij. "En als we het met elkaar niet eens kunnen worden, wie van ons koning wordt, dan zal het de eerste de beste moeten zijn, die op deze dag naar Kruszwica komt!"

De mensen dachten na. De boer had gelijk; dus ze besloten een wachter bij de stadspoort op de uitkijk te zetten. Ze gaven hem het bevel, de eerste de beste, die over de weg kwam, bij hen te brengen.

Die wachter was een eerlijk man. Nauwelijks had hij zijn plaats aan de poort voor de stadsmuur ingenomen, of daar ontwaarde hij de kromgebogen gestalte van de jood Abraham, misschien wel de oudste jood die de aarde ooit heeft gedragen. Abraham handelde in kruit en ruilde daarvoor alles in, ook hazenvellen. Daarom mocht men hem graag en werd hij door iedereen 'kruitoompje' genoemd.

Moeizaam, maar onafwendbaar, leidden zijn schreden hem naar de stadspoort. De oude Abraham wist werkelijk niet hoe hij het had! Nauwelijks was hij bij de poort gekomen, of de klokken begonnen te luiden en feestelijk uitgedoste mensen kwamen hem juichend tegemoet, een koningskroon op een fluwelen kussen met zich meedragend.

Als de wachter hem niet stevig bij zijn jas had vastgehouden, zou hij zeker zijn weggerend, zo ver zijn benen hem dragen konden.

"Wij stonden al op je te wachten," riepen de mensen, terwijl ze hem de koningskroon op het fluwelen kussen toonden. "We willen je tot koning kronen." Ze vertelden Abraham hoe de vork in de steel zat, hesen hem op de schouders en brachten hem naar de toren.

Daar kwam Abraham weer een beetje bij zijn positieven. Hij maakte een beweging met zijn hand, alsof hij een lastige droom wilde verjagen, en sprak schuchter: "Wat bezielt jullie! Laat mij dadelijk los, of... kunnen jullie ervoor zorgen dat ik noedels krijg? Daar ben ik namelijk al mijn hele leven dol op geweest..."

"Iedere dag kun je noedels krijgen!"

"En eieren en mede?"

"Ook eieren en mede, zoveel als je maar lust," riepen ze allen lachend.

Nu was Abraham tevreden en hij zou ook zeker zijn toestemming hebben gegeven, als hem niet plotseling een verontrustende gedachte was ingevallen: "En wat gebeurt er, als er een oorlog moet worden gevoerd? Een koning moet immers ook het leger aanvoeren..."

"Ook dat staat je te wachten," hoorde hij ernstige stemmen zeggen, en plotseling werd Abraham bang en angstig.

"Dat kan ik niet," klaagde hij en liet zich ook niet ompraten, dat men alles kan leren.

"Ik moet dit eerst met Jehova overleggen," zei hij en keek daarbij streng in het rond. "Daarom zal ik me in de toren opsluiten en ik verlang, dat niemand mij stoort totdat ik jullie zelf zal roepen. En denk om de noedels en eieren," zei hij, dreigend met zijn vinger, en verdween achter de deur.

Een dag ging voorbij, een tweede, een derde. Kruitoompje zat in het warme vertrek, dacht na, at en dronk van de noedels en de mede, die hem door de mensen uit Kruszwica in grote hoeveelheden werden aangedragen en paste er wel voor op, zelfs het puntje van zijn neus buiten de toren te steken.

Toen er op de derde dag nog steeds geen verandering viel te bespeuren, vond Piast, een forse en flinke man, het gedrag van Abraham toch wel wat vreemd en hij besloot, erachter te komen wat hij met deze handelswijze voor had.

Hij ging naar de toren en sloeg krachtig op de poort.

Abraham deed, wat men van hem verlangde, en opende de deur. Maar op hetzelfde ogenblik greep hij de hand van de stevige jonge man Piast, hief hem omhoog en riep: "Hier hebben jullie je koning. Hij zal jullie goed aanvoeren in de strijd, want hij was de enige, die voor mij niet bang was."

En zo werd de moedige Piast de Poolse koning. De oude boeken vertellen ons, dat Piast lange jaren voorspoedig regeerde en na hem ook zijn nakomelingen. Maar slechts weinigen weten, dat Piast op advies van de oude Abraham in de reeds lang vergeten stad Kruszwica tot koning werd gekozen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Open brief aan mijn oudste dochter...

Vraag me niet hoe ik altijd lach

LIVE - Sergey Lazarev - You Are The Only One (Russia) at the Grand Final