Kinderdorp Neerbosch (1)
Geschiedenis
Het allereerste gebouw op het Neerbossche terrein werd geopend in 1867. Tussen 1867 en 1903 verrees daarna een semi-zelfvoorzienend wezendorp met werkplaatsen, scholen, een kapel, een boerderij, een ziekenhuis en een eigen drukkerij en uitgeverij. Deze gebouwen werden bijna allemaal gebouwd door de weeskinderen zelf, onder leiding van de leermeesters. Zowel jongens als meisjes kregen aan de instelling onderwijs; de jongens werd een praktisch vak aangeleerd in een van de werkplaatsen, terwijl de meisjes werden klaargestoomd voor het bestaan als moeder of werkmeid. Hiermee werden de kinderen voorbereid op hun ‘bescheiden’, traditionele rol in de Nederlandse standenmaatschappij.
Op haar top (omstreeks 1893) droeg de instelling zorg voor bijna duizend kinderen. Hierna werd de weesinrichting getroffen door een landelijk mediaschandaal. Van ’t Lindenhout werd ervan beschuldigd zichzelf te hebben verrijkt met giften en in de instelling zelf zou sprake zijn van mishandelingen, verwaarlozingen en algehele slechte omstandigheden. In 1894 werd een staatscommissie in het leven geroepen om de aantijgingen te bestuderen. Deze commissie sprak zowel Van ’t Lindenhout als de instelling vrij van de aanklachten, maar onder invloed van de landelijke controverses en de aanbevelingen van de commissie zou het aantal nieuwe pupillen tot 1905 gestaag afnemen. Uiteindelijk stabiliseerde het aantal kinderen zich tot omstreeks vijfhonderd, welk inwoneraantal tot de jaren zestig werd gehandhaafd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Neerbosch grotendeels gespaard van het oorlogsgeweld. Wel was het kinderdorp in 1944-1945 de uitvalsbasis voor ongeveer vijfhonderd geallieerde soldaten. Daarnaast werden er bijna vierhonderd gedupeerden van de Nijmeegse bombardementen tijdelijk ondergebracht in de instelling.
Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw kwam er een moderniseringsgolf op gang. Een groot gedeelte van de oorspronkelijke gebouwen maakte plaats voor nieuwbouw. Ook de nog overgebleven werkplaatsen gingen – met name vanaf de late jaren zeventig – tegen de vlakte, aangezien de praktische opleidingen nauwelijks nog werden gevolgd. Alleen de Weezenkapel en een rijtje huizen werden gespaard.
De moderniseringsgolf kreeg in de late jaren zeventig en jaren tachtig echter een klap door de economische crisis die toen heerste. Het aantal uithuisplaatsingen liep terug en er kwam minder overheidssubsidie binnen. Hierdoor werd de directie gedwongen tot ontslagen en saneringen, met veel onduidelijkheid en inconsistentie van beleid als gevolg. Ook was er sprake van een ‘losse’ organisatiecultuur, met veel vermenging tussen privĆ©- en werksfeer. Deze chaos droeg mede bij aan een zwarte bladzijde in de Neerbossche geschiedenis, namelijk de bewezen seksuele misbruikpraktijken tussen 1975 en 1985, die met name de toenmalige directeur betrof. In 1989 werd de Wet op de Jeugdhulpverlening aangenomen. Regionale samenwerking tussen jeugdinstellingen werd hiermee officieel staatsbeleid. Het gevolg was vele fusies van Gelderse jeugdinstanties – waaronder ook Neerbosch – tussen 1992 en 1999. Deze fusies leiden tussen 1994 en 1997 echter tot nieuwe geldproblemen, inconsistentie in beleid en inadequate opvang van jongeren met gedragsstoornissen of mentale beperkingen. Daarom maakte de directie in 1999 aanstalten tot het sluiten van Neerbosch als zorginstelling. In 2001 werd de instelling te Neerbosch permanent opgedoekt. In de kapel is nu het Van ‘t Lindenhoutmuseum gevestigd, dat de geschiedenis van het kinderdorp vertelt. Ook bevindt zich hier het archief van de instelling.
Reacties
Een reactie posten