Lugh, de meester in alle kunsten
Op een dag werd er een grote bijeenkomst gehouden in Tara, waar de Tuatha Dé Danann - het volk van de godin Danu - samenkwam. Koning Nuada vierde zijn terugkeer op de troon met een feest. Toen het feest op zijn hoogtepunt was, kwam er een vreemdeling, gekleed als koning, bij de paleispoort aan. De poortwachter vroeg hem zijn naam en zijn missie.
"Ik ben Lugh," antwoordde de vreemdeling. "Ik ben de kleinzoon van Diancecht via Cian, mijn vader, en de kleinzoon van Balor via Ethniu, mijn moeder."
"Ja, ja," zei de poortwachter ongeduldig, "maar ik vroeg niet naar je afstamming. Wat is je beroep? Want niemand komt hier binnen tenzij hij een meester is in een of andere kunst."
"Ik ben een timmerman," zei Lugh.
"We hebben geen behoefte aan een timmerman. We hebben al een hele goede; zijn naam is Luchtainé," zei de poortwachter.
"Ik ben een goede smid," zei Lugh.
"Wij willen geen smid. We hebben een hele goede; zijn naam is Goibniu," zei de poortwachter.
"Ik ben een professioneel krijger," zei Lugh.
"Daar hebben we geen behoefte aan. Ogma is onze kampioen," zei de poortwachter.
"Ik ben een harpspeler," zei Lugh.
"We hebben al een buitengewoon goede harpspeler," zei de poortwachter.
"Ik ben een krijger die zich onderscheid door behendigheid. Meer dan alleen door kracht," zei Lugh.
"Zo'n man hebben we al," zei de poortwachter.
"Ik ben dichter en verhalenverteller," zei Lugh.
"Daar hebben we geen behoefte aan," zei de poortwachter. "We hebben een zeer bekwame dichter en verhalenverteller."
"Ik ben een tovenaar," zei Lugh.
"Wij willen er geen. We hebben verschillende tovenaars en druïden," zei de poortwachter.
"Ik ben een arts," zei Lugh.
"Diancecht is onze arts," zei de poortwachter.
"Ik ben hofdienaar," zei Lugh.
"Daar hebben we er al negen van," zei de poortwachter.
"Ik ben een bronswerker," zei Lugh.
"We hebben geen behoefte aan jou. We hebben al een bronswerker. Zijn naam is Credné," zei de poortwachter.
"Vraag dan aan de koning," zei Lugh, "of hij al iemand heeft die meester is in al deze kunsten tegelijkertijd, want als dat zo is, dan is het voor mij niet nodig om naar Tara te komen."
De poortwachter ging naar binnen en vertelde de koning dat er een man voor de deur stond die zichzelf Lugh Ioldanach noemde - wat 'meester in alle kunsten' betekent - en dat hij beweerde alles te weten. De koning stuurde zijn beste schaker om tegen de vreemdeling te spelen. Lugh won, omdat hij een nieuwe zet uitvond: 'Lughs omsingeling'. Toen nodigde de koning hem uit. Lugh kwam binnen en nam plaats op de stoel die de 'wijze stoel' genoemd werd, speciaal bestemd voor de meest ontwikkelde man.
De kampioen, Ogma, toonde zijn kracht door een steen te verplaatsen waar normaal gesproken vier spannen met ossen voor nodig zouden zijn om er beweging in te krijgen. De steen, zo groot als het was, was slechts een afgebroken stuk van een nog grotere steen. Lugh nam hem in zijn handen en plaatste hem op zijn plek terug. Toen vroeg de koning hem op de harp te spelen. Lugh speelde een 'slaapliedje' en de koning viel met het hele hof in slaap en ze werden pas een dag later op hetzelfde tijdstip weer wakker. Vervolgend speelde Lugh een ontroerende melodie en allen huilden. En toen speelde hij een maat waarvan iedereen uitzinnig vrolijk werd.
Toen de koning al deze talenten zag, realiseerde hij zich dat iemand die zo begaafd was van groot belang kon zijn voor zijn volk. Dus ging hij met de anderen in overleg en liet de troon voor dertien dagen aan Lugh. En Lugh werd de oorlogsleider voor de Tuatha Dé Dannan.
Reacties
Een reactie posten