De twee gebochelde kleermakers

Er waren eens twee gebochelde kleermakers. De ene heette Nonnic en de andere Gabic. Ze gingen allebei elke dag uit naaien, nu eens bij de ene boer en dan weer bij een andere. Eens op een avond was Nonnic heel alleen op weg naar huis en toen hij op de heide kwam, hoorde hij opeens een hele massa fijne, schrille stemmetjes zingen:

"Maandag, Dinsdag en Woensdag..."

"Wie zingt daar toch!" dacht Nonnic bij zichzelf en hij sloop zachtjes, heel, heel zachtjes naar de plek, waar hij het gezang meende te horen. En zie, daar zag hij, achter een heuveltje, een hele troep piepkleine mannetjes - 'nachtdansertjes' noemen de mensen ze in dat land. Die hielden elkaar bij de hand en dansten in 't rond, terwijl een van hen, die in 't midden stond, begon te zingen:

"Maandag, Dinsdag en Woensdag…"

Dadelijk zongen alle anderen hem na:

"Maandag, Dinsdag en Woensdag…"

Dat was alles.

Nonnic was echt in zijn schik dat hij de 'nachtdansertjes' - waarvan zijn grootvader hem zoveel had verteld - eens op zijn gemak kon bekijken. Hij verborg zich achter een rots en wachtte af wat er verder zou gebeuren. Hij meende dat ze hem niet zagen, maar dat was mis! De kleine slimmerds hadden hem al lang opgemerkt en het duurde niet lang, of hij werd in de kring getrokken en moest meedansen of hij wou of niet.

Maar Nonnic wou wel; want hij was een vrolijke knaap. Hij sprong lustig rond met de kleine kereltjes en zong evenals zij:

"Maandag, Dinsdag en Woensdag..."

Maar, toen nu de dansertjes aldoor hetzelfde zongen, riep hij eindelijk uit: "En wat komt er verder? Het liedje is nog niet uit." - "Ja, zeker," zeiden de nachtdansertjes, "het is uit." - "Wablief?" riep Nonnic, "waarom zingen jullie de tweede regel niet? Die is immers zo:

"En Donderdag en Vrijdag nog."

"Ja," riepen de dansertjes verrukt, "je hebt gelijk! Dat klinkt veel mooier!" En ze begonnen dadelijk te zingen, terwijl ze allerlei dwaze luchtsprongen maakten van de pret:

"Maandag, Dinsdag, Woensdag,
En Donderdag en Vrijdag nog."

Al woester en wilder werd hun dans, zo prachtig vonden ze het nieuwe regeltje, dat Nonnic hun geleerd had.

Het arme gebochelde kleermakertje raakte helemaal buiten adem. Hij kon niet meer! "Ziezoo, nachtdansertjes," zei hij, "nu ga ik naar huis, hoor!" Maar de mannetjes hielden hem tegen en hij die midden in de kring stond - het was hun koning! - vroeg aan de anderen: "Wat zullen we die goede Nonnic als beloning geven voor het mooie liedje, dat hij ons geleerd heeft?"

"Laat hem zelf kiezen!" riepen de anderen.

"Goed," zei de kleine koning, "kies dan maar, Nonnic. Wil je goud - of zilver - of allebei? Of wil je liever, dat we je je bochel afnemen?"

"O ja, ja," riep Nonnic verrukt, "dat wil ik het allerliefst! Houden jullie je goud en zilver maar, en verlos mij van die nare bochel!"

Op hetzelfde ogenblik begonnen twintig kaboutertjes zijn rug in te wrijven met een heerlijk geurende zalf, en na tien minuten riep de koning: "Ziezo, Nonnic, ga nu maar naar huis, hoor! We danken je nog wel voor het rijmpje!"

Toen zijn vriend Gabic hem de volgende morgen tegenkwam, herkende hij zijn kameraad eerst niet; maar toen Nonnic begon te lachen, begreep hij toch dat dit zijn vriend Nonnic moest zijn! Maar, waar was zijn bochel gebleven? En hoe kwam het, dat hij opeens zo'n flinke, knappe jongen was geworden? Hij betastte Nonnics rug, liep een paar keer om hem heen en zuchtte eindelijk: "Daar begrijp ik niets van!"

Toen vertelde Nonnic hem alles, wat er de vorige avond met hem was gebeurd. "Wel, wel," riep Gabic uit, "hoe is 't mogelijk? Nu, zeg, daar ga ik ook eens naar toe!" En Nonnic moest hem precies beschrijven, waar hij de nachtdansertjes had aangetroffen.

Zo gezegd, zo gedaan! Diezelfde avond nog ging Gabic de hei op, en hoorde al van verre de schrille stemmetjes van de nachtdansertjes zingen:

"Maandag, Dinsdag, Woensdag,
En Donderdag en Vrijdag nog."

Toen ze hem zagen, moest hij mee in de kring en met hen hun liedje zingen:

"Maandag, Dinsdag, Woensdag,
En Donderdag en Vrijdag nog."

"En verder?" vroeg Gabic.

"Verder is 't niet," zeiden de nachtdansertjes, "hiermee is 't uit."

"Dat hebben jullie mis!" riep Gabic, "het is nog niet uit! Er hoort nog een regeltje bij!"

"Heus waar? Zeg het gauw, zeg het gauw!" Gabic dacht al bij zichzelf, wat ze hem nu allemaal wel zouden geven - goud en zilver wou hij ook graag hebben, dat had hij al bij zichzelf uitgemaakt! Nu zong hij:

"En Zaterdag en Zondag."

De nachtdansertjes schudden hun hoofdjes, toen ze dit hoorden. "Nee, nee," riepen ze, "dat hoort er niet bij! Die regel zou ons hele mooie liedje bederven! Het rijmt immers niet! Nee, het rijmt helemaal niet!"

En ze vielen allen tegelijk op Gabic aan, uitroepende: "Hij heeft ons bespot met zijn malle regel! Hij wou ons hele mooie rijmpje bederven! Hoe zullen we hem straffen, die slechtaard?"

"Geeft hem de bochel van Nonnic er nog bij! Ja, ja, geeft hem de bochel van Nonnic er nog bij!" En - o schrik! - een paar minuten later werd de arme Gabic naar huis gestuurd met twee bochels: Ć©Ć©n op de borst en Ć©Ć©n op de rug! En die behield hij zijn hele leven lang. Hij had al te veel begeerd, en dit was nu zijn straf.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Open brief aan mijn oudste dochter...

Vraag me niet hoe ik altijd lach

LIVE - Sergey Lazarev - You Are The Only One (Russia) at the Grand Final